dinsdag 17 mei 2011

Napoleontische oorlogen

Onder de term Napoleontische oorlogen verstaat men een reeks oorlogen en conflicten van 1804 tot 1815. De oorlogen waren een uitloper van de Franse Revolutie, en overspanden een deel van de Eerste Franse Republiek en het hele bestaan van het Eerste Franse Keizerrijk.
De term Coalitieoorlogen wordt ook wel gebruikt voor de gehele periode van oorlog tegen Frankrijk, zowel de Franse revolutionaire oorlogen (Eerste en Tweede Coalitieoorlog, 1792-1802) als de Napoleontische oorlogen (1804-1815). De oorlogen werden namelijk steeds gevochten tussen Frankrijk en een coalitie van landen als tegenstander.

De Eerste Coalitie (1792-1797) bestond uit onder meer Oostenrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Spanje en Nederland en was de eerste poging om zich tegen het Franse republicanisme te weren of dat zelfs te vernietigen. De coalitie slaagde er niet in Frankrijk te verslaan dankzij de levée en masse, het massaal oproepen van soldaten via een algemene dienstplicht.
De Nederlanden waren een belangrijk strijdtoneel van de oorlog. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd in 1795 bezet door Franse troepen. Stadhouder Willem V moest naar Engeland vluchten en de Bataafse Republiek, een Franse vazalstaat, werd uitgeroepen. De Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België en Luxemburg) werden bij Frankrijk ingelijfd.
Napoleon Bonaparte vestigde zijn reputatie als militair leider bij het Beleg van Toulon in 1793 en versloeg de Oostenrijkers tijdens een veldtocht in Italië in 1796-1797. De Oostenrijkers zagen zich gedwongen de Vrede van Campo Formio te sluiten.
Frankrijk kwam uit de oorlog als grote overwinnaar en de dominante grootmacht van Europa. Alleen Groot-Brittannië bleef in staat van oorlog met Frankrijk.

De Tweede Coalitie (1799-1802) bestond uit Rusland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, het Ottomaanse Rijk, Portugal, Napels en de Pauselijke Staten. Zij had niet veel meer succes. Napoleon controleerde de Franse staat sinds 1799 en kon de invallen afslaan. Hij kon er echter niet toe komen Groot-Brittannië binnen te vallen. De Fransen besloten echter Egypte binnen te vallen in de zomer van 1798, en stuurden nog een expeditie uit naar Ierland. De Franse vloot op weg naar Egypte werd verslagen door Horatio Nelson bij Aboukir op 1 augustus, en de Ierse crisis kon beperkt worden. Napoleon zat vast in Egypte, en de oude leden van de Eerste Coalitie profiteerden van Napoleons afwezigheid. Vroege overwinningen in Zwitserland en Italië beloofden meer succes, maar de Russen trokken zich terug en de Britten weigerden mee te doen. De Oostenrijkers stonden er alleen voor, en trokken zich ook tijdelijk terug uit het conflict in februari 1801.
De Vrede van Amiens (1802) was een verdrag tussen Groot-Brittannië en Frankrijk, en wordt gezien als het einde van de Tweede Coalitie. Het was echter niet mogelijk deze vrede te behouden. Geen van de beide partijen was tevreden, en beide overtraden bepaalde secties. De vijandigheden braken opnieuw uit op 18 mei 1803. Op 5 juli 1803 werd het Britse Hannover bezet door Franse troepen. Het conflict veranderde van aard: van een poging of wens de Franse monarchie te herstellen tot het indammen van het Franse imperialisme ten overstaan van de Britse belangen.
Bonaparte riep het Keizerrijk uit op 28 mei, en werd tot keizer gekroond in de Notre-Dame op 2 december 1804.

De Derde Coalitie (1805) bestond uit Oostenrijk, Groot-Brittannië, Rusland en Zweden.
Napoleon plande al langer een invasie van Engeland, en verzamelde 150.000 soldaten bij Boulogne. Het was echter onmogelijk de invasie te starten voor zijn vloot controle had over zee, of voor de Britse vloot uit het Kanaal kon worden weggelokt. Een complex plan dat draaide rond het bedreigen van Britse gebieden in de Caraïben om zo de aandacht weg te trekken van de kanaalkusten slaagde niet, en de Frans-Spaanse vloot, onder het bevel van Pierre de Villeneuve, werd gedwongen in Cádiz te blijven. De vloot vertrok uiteindelijk naar Napels op 19 oktober, maar werd verslagen bij Trafalgar op 21 oktober door Horatio Nelson. Napoleon blies zijn invasieplannen af, en concentreerde zich op het vasteland. Het Franse leger verliet Boulogne, en trok naar Oostenrijk.
In april 1805 tekenden het Verenigd Koninkrijk en Rusland een verdrag om de Fransen uit de Bataafse Republiek en de Helvetische Republiek te verdrijven. Oostenrijk sloot zich aan bij de alliantie na de Franse annexatie van Genua en de uitroeping van Napoleon als koning van Italië. De Oostenrijkers begonnen de oorlog met het binnenvallen van Beieren met 70.000 man, en de Fransen vertrokken uit Boulogne aan het einde van juli 1805 om deze troepen tegemoet te trekken. Dit leidde uiteindelijk tot de overgave van het Oostenrijkse leger. Napoleon besloot Wenen binnen te trekken, nu het grootste deel van het Oostenrijkse leger ofwel verslagen was ofwel bezig was het Franse leger in Italië uit te schakelen.
Napoleon bevond zich op dat moment ver van zijn bevoorradingslijnen, toen hij geconfronteerd werd met een Oostenrijks-Russisch leger dat Wenen trachtte te heroveren. De keizers Frans II en Alexander I van Rusland waren aanwezig. Napoleon kon op 2 december het gehele leger uitschakelen, in wat bekend staat als zijn grootste overwinning, de slag bij Austerlitz. Na de slag verliet Oostenrijk de Coalitie. Frankrijk trok zich vervolgens terug uit Oostenrijk, maar dwong het land Venetië over te geven aan het Koninkrijk Italië, en Tirol aan Beieren.
Nadat Oostenrijk zich uit de oorlog had teruggetrokken liep het conflict vast. Napoleons leger had een indrukwekkende reeks overwinningen op zijn naam staan, en was ongetwijfeld het sterkste leger van zijn tijd, maar de Britse marine was even onoverwinnelijk op zee.

Napoleon in Berlijn (Meynier). Nadat de Pruisische troepen bij Jena  waren verslagen, trok het Franse leger Berlijn binnen op 27 oktober 1806

De Vierde Coalitie (1806-1807) bestond uit Pruisen, Saksen en Rusland.
In 1806 trad Pruisen toe tot de coalitie uit verweer tegen de groeiende Franse macht in Europa na de val van Oostenrijk. Pruisen en Rusland mobiliseerden zich in voorbereiding voor een nieuwe campagne tegen Frankrijk, en Pruisische troepen werden verzameld in Saksen.
Napoleon trok in de (tegen)aanval, en versloeg de Pruisen bij Jena en Auerstedt in oktober 1806. Franse troepen bezetten grote delen van Pruisen en trokken Berlijn binnen op 25 oktober 1806. De Fransen rukten op tot Oost-Pruisen en de Russische grens, waar ze een onbeslist gevecht tegen de Russen leverden in de Slag bij Eylau in februari 1807. Russische troepen trachtten opnieuw de Fransen te verdrijven, maar werden opnieuw verslagen bij Friedland (het huidige Pravdinsk) op 14 juni 1807. Drie dagen later vroegen de Russen een wapenstilstand aan. Frankrijk sloot een vrede met Rusland en dwong Pruisen de helft van zijn gebied op te geven ten voordele van Frankrijk. De resterende gebieden werden opnieuw onafhankelijk. Jérôme Bonaparte werd koning van Westfalen en het nieuwe Hertogdom Warschau. Napoleon controleerde nu geheel West- en Centraal-Europa.
Napoleon en Alexander I van Rusland besloten hierna om Zweden te dwingen het Continentaal Stelsel te aanvaarden, wat leidde tot de Finse Oorlog en de verdeling van Zweden langs de Botnische Golf. Het oostelijke deel werd het Russische Groothertogdom Finland.
Ondertussen vernietigden de Britten de Deense vloot in Kopenhagen om te verzekeren dat deze niet in Franse handen zou vallen

Overgave van Madrid (Gros), 1808. Napoleon betreedt de Spaanse hoofdstad gedurende de Spaanse onafhankelijkheidsoorlog.

De Vijfde Coalitie (1809) bestond uit Groot-Brittannië en Oostenrijk.
Groot-Brittannië was al lang met Frankrijk in conflict op zee, en was een alliantie aangegaan met Spaanse rebellen. Oostenrijk verzamelde een nieuw leger om de negatieve gevolgen van de vorige oorlogen ongedaan te maken. Oostenrijk kon enkele gevechten winnen, maar was effectief onderbemand zonder Pruisen of Rusland. Oostenrijk werd uiteindelijk verslagen in de Slag bij Wagram (5 juli-6 juli 1809). Het land werd gedwongen om vrede te sluiten met Napoleon en nog meer gebied op te geven (14 oktober 1809).
In 1810 bereikte het Franse Keizerrijk zijn grootste omvang. Buiten het Keizerrijk controleerde Napoleon ook de Zwitserse Confederatie, de Rijnbond en het Groothertogdom Warschau. Bondgenoten van Frankrijk waren het Koninkrijk Spanje (onder Jozef Bonaparte), het Koninkrijk Westfalen (onder Jérôme Bonaparte), het Koninkrijk Italië (met als onderkoning Eugène de Beauharnais, de zoon van Joséphine), het Koninkrijk Napels (onder Joachim Murat, Napoleons zwager) en Lucca en Piombino (onder Elisa Bonaparte). In dit jaar trouwde Napoleon met Marie-Louise van Oostenrijk.


De Zesde Coalitie (1812-1814) bestond uit Groot-Brittannië, Rusland, Pruisen, Zweden, Oostenrijk en enkele Duitse staatjes, nu met Verenigde Staten als bondgenoot van Frankrijk (zie ook: Oorlog van 1812).
In 1812 trok Napoleon Rusland binnen om Tsaar Alexander I van Rusland te dwingen in het Continentaal Stelsel blijven. Het Grande Armée, zo'n 600.000 man (270.000 Fransen en vele troepen van bondgenoten of vazalstaten), stak de rivier Memel over op 24 juni 1812 en startte zijn veldtocht naar Rusland. Rusland noemde de oorlog de Vaderlandse Oorlog, terwijl Napoleon de oorlog de Tweede Poolse Oorlog noemde. De verwachtingen van de 30% Polen in zijn leger werden echter niet ingelost, toen Napoleon weigerde enige concessie te doen aan Polen met toekomstige onderhandelingen met Rusland in het achterhoofd. Rusland paste de strategie van de verschroeide aarde toe, en trok zich alsmaar verder terug. De Russen trachtten de Fransen te stoppen bij Borodino, zonder succes, op 7 september. Op 14 september werd Moskou bereikt en grotendeels platgebrand. Alexander weigerde echter zich over te geven. Napoleon kon zijn politieke doelen niet bereiken, en begon zijn desastreuze Grote Terugtocht, waarin 275.000 man omkwamen en er zo'n 200.000 gevangengenomen werden. Tegen november bereikten nog slechts 30.000 soldaten de rivier Berezina. Napoleon keerde terug naar Parijs in december.
Ondertussen kon bij Vitoria-Gasteiz op 21 juni 1813 de Franse macht in Spanje gebroken worden door Arthur Wellesley's overwinning op Jozef Bonaparte. De Fransen werden gedwongen zich terug te trekken uit het Iberische schiereiland.
Oostenrijk en Pruisen zagen een kans in deze historische overwinning op Napoleon, en stapten terug in de oorlog. Frankrijk had kleine successen bij Lützen (2 mei 1813) en Bautzen (20 mei-21 mei) tegen Pruisisch-Russische legers. De slag bij Leipzig in Saksen (16 oktober-19 oktober), ook bekend als de Volkerenslag, uitgevochten tussen 195.000 Fransen en 350.000 geallieerden, dwong de Fransen zich terug te trekken in Frankrijk. Napoleon leverde nog wat verzet in Frankrijk zelf, maar op 30 maart 1814 trokken de geallieerden Parijs binnen. Napoleon trad af op 6 april. Hierna werd het Congres van Wenen georganiseerd.
Napoleon werd verbannen naar Elba, en het Huis Bourbon werd opnieuw op de troon gezet wanneer Lodewijk XVIII koning werd.

De Zevende Coalitie (1815) bestond uit het Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Zweden, Oostenrijk, Nederland en enkele kleine Duitse staatjes tegen Frankrijk.
De periode, die nu bekend staat als de Honderd Dagen, begon toen Napoleon Elba verliet en Frankrijk betrad op 1 maart 1815 bij Cannes in Golfe de Juan, het startpunt van de Route Napoléon. Hij trok naar Parijs, en verzamelde onderweg troepen rond zich die oorspronkelijk gestuurd waren om hem te stoppen. Toen hij Parijs bereikte zette hij Lodewijk XVIII af, die naar Gent vluchtte. De geallieerden verzamelden hun legers om Napoleon te stoppen, die al 280.000 man had verzameld. Uiteindelijk werden zijn troepen verslagen bij Waterloo.
Toen Napoleon drie dagen later aankwam in Parijs hoopte hij nog een nationaal verzet te kunnen organiseren. De publieke opinie zag echter niet uit naar nieuwe oorlogen, omdat de staatskas leeg was door de gevoerde oorlogen, en keerde zich tegen Napoleon, die gedwongen werd om af te treden op 22 juni 1815. Napoleon werd verbannen naar het Zuid-Atlantische eiland Sint-Helena, waar hij uiteindelijk overleed, volgens sommige theorieën ten gevolge van vergiftiging met arsenicum.

De Napoleontische oorlogen zorgden voor twee grote veranderingen in Europa:
  • Frankrijk was niet langer de dominerende macht in Europa, een positie die het land tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV had verkregen.
  • Een nieuwe gedachtegang was ontstaan: het nationalisme. Nationalisme zou uiteindelijk de koers van Europese geschiedenis wijzigen, in de vorm van het ontstaan van sommige naties en de ondergang van andere. De kaart van Europa zou de volgende honderd jaar hertekend worden op basis van cultuur, oorsprong en ideologie in plaats van volgens de regerende dynastie.
De Napoleontische oorlogen hadden een enorme militaire impact. Voor deze oorlogen hadden Europese landen relatief kleine legers met voornamelijk huurlingen. Militaire innovatoren in het midden van de 18e eeuw begonnen echter het potentieel van een staat in oorlog in te zien (met dienstplichtigen).
Napoleon was bijzonder innovatief in het gebruiken van mobiliteit om numeriek overwicht van de vijand teniet te doen, wat hij op treffende wijze demonstreerde tijdens de slag bij Austerlitz. Het Franse leger reorganiseerde de rol van de artillerie in oorlogvoering, en vormde als eerste onafhankelijke en mobiele artillerie-eenheden in tegenstelling tot de vroegere traditie om artillerie te gebruiken als ruggensteun voor de troepen. Napoleon stelde een algemene afmeting in voor kanonskogels om bevoorrading en compatibiliteit te verzekeren. Verder verdeelde hij zijn leger in korpsen om ze bij de slag pas samen te voegen. Dit vergrootte de mobiliteit en de korpsen konden zichzelf onderhouden.
Frankrijk had aan het eind van de 18e eeuw de vierde grootste bevolking in de wereld (30 miljoen vergeleken met 12 miljoen Britten en 35-40 miljoen Russen), en kon dus goed gebruikmaken van de levée en masse. Napoleon was ook de eerste die oorlog op economisch vlak op zo'n enorme schaal toepaste.

Alle deelnemers in de Napoleontische Oorlogen. Blauw: De Coalitie en hun koloniën en bondgenoten. Groen: Het Eerste Franse Keizerrijk, zijn protectoraten en koloniën, en de Verenigde Staten; hoewel Frankrijk en de VS niet uitgesproken bondgenoten waren, vocht de VS in de gelijktijdige Oorlog van 1812 tegen Groot-Brittannië en kocht het gebied van Frankrijk.
De legers die onder Napoleon Bonaparte dienden droegen kleurrijke uniformen. Er waren verschillende redenen waarom er gekozen werd voor opvallende kleuren in plaats van schutkleuren. Ten eerste was er de functie op het slagveld. Als soldaat was je herkenbaar te midden van het zwart kruit, dat overal het zicht wegnam waardoor men geen hand meer voor ogen zag. Daarnaast zorgde het moreelverhogend voor de soldaat en het ging desertie in het leger tegen, omdat men niet zomaar ergens bij de vijand kon aankloppen voor voedsel als men in een duidelijk herkenbaar Frans kostuum kwam aanzetten (andere kleren had men niet bij zich). Daarnaast waren de relatief dure pakken statusverhogend, zowel voor de militair zelf als voor de natie. De 'luxe', niet altijd even praktische pakken waren vaak het uithangbord voor het land.

Noten
  1. a b Stond voor korte tijd aan Franse zijde en leverde zelfs troepen voor de veldtocht van Napoleon naar Rusland (1812).
  2. Rusland was een Franse bondgenoot van 1807 tot 1810
  3. Spanje was een Franse bondgenoot tot het begin van de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (eind 1807)

maandag 16 mei 2011

De Leeuw van Waterloo

De Leeuw van Waterloo (Frans: Butte du Lion) is een herdenkingsmonument voor de Slag bij Waterloo (1815) en werd op bevel van koning Willem I van Nederland opgericht ter ere van zijn zoon, de prins van Oranje. Een reusachtige leeuw troont op een kunstmatige heuvel 45 meter boven de omringende vlakte uit. Het monument staat op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel.
Waterloo, 1815. Een sleuteldatum in de geschiedenis van Europa. Op 16 juni van dat jaar kwam het in Ligny tot een eerste treffen tussen het Franse leger van Napoleon en de troepen van de Europese coalitie gevormd door Engeland, Nederland en Pruisen.
De troepen van Napoleon hadden in eerste instantie de overhand. Maar Wellington, de bevelhebber van de geallieerde troepen, hergroepeerde zijn manschappen en installeerde zijn hoofdkwartier in Sint-Jansberg, vlakbij Waterloo. Op 18 juni formeerden de soldaten zich voor de slag. Aan het eind van de dag won de coalitie het pleit dankzij een ultieme aanval van de Pruisische troepen op de flank van het Franse leger. Napoleon en zijn troepen werden tot de terugtocht gedwongen.
De verslagen keizer werd gevangengenomen en verbannen naar het eiland Sint-Helena. Trots op de Nederlandse bijdrage aan de overwinning besloot de nieuwe koning Willem I tot de oprichting van een monument op de vlakte van Waterloo, op de vermoedelijke plek waar de prins van Oranje tijdens de slag gewond raakte.
Constructie vond plaats tussen 1823 en 1826. Er was 290.486 m³ zand nodig om een 40 meter hoge heuvel op te richten. Op de top daarvan werd een 28 ton zware leeuw uit gietijzer geplaatst op een sokkel van 4,5 meter. Een ondergrondse ring van bakstenen ondersteunt het monument. De ontwerper van het geheel was architect Charles Vander Straeten, particulier architect van de Prins van Oranje en uiteindelijk (Rijks-)Architect der Koninklijke Paleizen en Landsgebouwen (eerst enkel in de Zuidelijke Provinciën, later in het gehele Verenigde Koninkrijk der Nederlanden). Vander Straeten was onder meer ook verantwoordelijk voor de bouw van het kroonprinselijk Paviljoen van Tervuren (later verwoest), de verbouwing van het Koninklijk Paleis te Brussel (later weer verbouwd), het paleis van Prins Frederik in Den Haag (Korte Voorhout, verwoest) en de verbouwing van het Mauritshuis in dezelfde stad.
Na het beklimmen van een trap met 226 treden hebben de bezoekers een mooi uitzicht op de plaats van de veldslag en de omringende gemeenten Eigenbrakel, Genepiën, Plancenoit en Waterloo. Elk jaar wordt aan de voet van de heuvel de slag bij Waterloo door reënactors in historisch correcte uniformen opnieuw opgevoerd.

Slag bij Waterloo

De Slag bij Waterloo was een veldslag bij Waterloo (gelegen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden sinds 13 februari 1815, vandaag in België). Napoleon Bonaparte werd hier op 18 juni 1815 definitief verslagen door een combinatie van Britse/Nederlandse, Hannoveraanse en Pruisische legers, onder leiding van respectievelijk de hertog van Wellington en Blücher.

In 1814 was Bonaparte na een reeks nederlagen (Slag bij Leipzig en een aantal nederlagen in Frankrijk) naar het eiland Elba verbannen. Daar volgde hij met interesse het gekrakeel dat in Wenen over de landverdeling in Europa was losgebarsten. Hij begreep dat voor hem nog niet alles verloren was. Op 26 februari 1815 ontsnapte hij van het eiland, en op 1 maart arriveerde hij met een legertje van 800 man in de Franse havenstad Cannes. Snel trok hij met zijn persoonlijke garde op naar het noorden, richting Parijs. Maarschalk Michel Ney, aanvoerder van het Franse leger en voormalig maarschalk onder Napoleon, werd opgeroepen om de keizer tegen te houden, maar liep met zijn hele leger over naar zijn voormalige baas. Op 20 maart zetelde die weer in zijn keizerlijk paleis. Na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba hadden de geallieerden hun legers teruggetrokken naar de zuidelijke Nederlanden. Daar maakten Wellington, Blücher en de Prins van Oranje zich nu op voor een nieuwe confrontatie met Napoleon en rukten op richting Frankrijk. Napoleon wilde zijn vroeger keizerrijk echter heroveren, en wel zo snel mogelijk, eer de andere staten in Europa klaar waren om Frankrijk binnen te vallen en hem weer gevangen te nemen. Hij mobiliseerde in twee maanden tijd een leger van 200.000 manschappen en trok met 120.000 daarvan naar de Frans-Belgische grens. Op 14 juni stak hij die over. Met zijn opmars viel hij aan op het punt waarop het Pruisische en het Brits-Nederlandse leger onder de Hertog van Wellington aan elkaar grensden, traditioneel een zwak punt.
Aan de Slag bij Waterloo gingen op 16 juni twee andere veldslagen vooraf: zo stuitte hij op het Pruisische leger van Blücher, dat in de Slag bij Ligny tot de terugtocht gedwongen werd. Blücher hield echter zijn leger intact. Tegelijkertijd werden Anglo-Nederlandse troepen bij Quatre-Bras aangevallen -zie hiervoor Slag bij Quatre-Bras - door een Franse overmacht onder maarschalk Ney; Ney was echter te voorzichtig, en tegen de tijd dat hij zijn aanval wilde doorzetten was het Anglo-Nederlandse leger al zo goed als ontkomen richting Waterloo.

Het beroemd laagland "morne plaine" en de heuvel van de Leeuw

Napoleon had het terugtrekkende Pruisische leger laten achtervolgen door Grouchy met een leger van 35.000 man (het Franse 3e en 4e korps). Maar dit was op ontoereikende wijze gebeurd, en Blücher kon zijn leger hergroeperen en richting Wellington trekken.
Door de Pruisische nederlaag bij Ligny was Wellingtons positie bij Quatre-Bras onhoudbaar geworden. De 17e juni, een dag waarop het vrijwel voortdurend regende, liet hij het geallieerde leger terugtrekken en verzamelen achter een natuurlijke glooiing, het plateau van Mont-Saint-Jean ten zuiden van Waterloo. Wellington had per brief vernomen dat Blücher parallel met hem terugviel richting Waver en hem bij zou staan. Het was dus zaak om de Franse aanval zo lang mogelijk te weerstaan, totdat de Pruisen zouden arriveren om zich met hen te verenigen. Hij stelde zijn legers op langs de weg van Eigenbrakel naar Genepiën en wachtte daar de vijand op.

De nacht van 17 op 18 juni regende het nog altijd. De lössachtige grond veranderde in bruine modder. Dat was de reden dat Napoleon de volgende dag pas om half twaalf het sein tot de aanval gaf. Maar ook toen was het nog te nat om artillerie snel te kunnen verslepen. Mede daardoor slaagde Napoleons broer Jérôme Bonaparte er niet in de kasteelboerderij Hougoumont te nemen. Die aanval was een afleidingsmanoeuvre voor de centrale aanval die omstreeks twee uur 's middags door maarschalk Ney tegen Mont-Saint-Jean werd ingezet. Echter, op bevel van Jerôme werden meer en meer Franse troepen tegen Hougoumont gedirigeerd. Het gevolg was dat de geallieerden niet gedwongen waren hun linies te verzwakken om Hougoumont te versterken, maar juist de Fransen meer en meer troepen in deze sector verloren.
Aan de aanval ging een incident vooraf dat een belangrijke invloed had op het aanzien van het Nederlandse leger bij de Engelsen. De brigade van Bylandt, die bij Quatre-Bras reeds forse verliezen had geleden, was tot stomme verbazing van vele ooggetuigen en geschiedschrijvers, vóór de geallieerde linie opgesteld. Ze stonden zo open en bloot voor de Fransen, terwijl de rest van het geallieerde leger achter de heuvelkam stond. Bovendien waren de flanken ongedekt. In tegenstelling tot de daarop ontstane mythe, werd de Brigade Bylandt overigens wel op tijd teruggetrokken achter de heuvelkam, en heeft ze uiteindelijk weinig verliezen geleden.
Ondertussen werd er door de Fransen een 'Grande Batterie' verzameld van 76 kanonnen en houwitsers. Omstreeks 1 uur 's middags barstte het bombardement van deze 'grande batterie' los. Het bombardement had minder effect dan verwacht: de Britten en Nederlanders stonden beschut achter de heuvelkam opgesteld, en hadden zelfs het bevel gekregen te gaan liggen. De zeer drassige grond heeft mogelijk bijgedragen aan het verminderde effect van de artillerie: scherven werden erdoor geabsorbeerd, en massieve kogels "stuiterden" niet zoals op harde grond.

Kaart van de campagne

Napoleon gaf bevel tot een aanval door de vier divisies van d'Erlons 1e legerkorps, samen zo'n 16.000 man, op de geallieerde linkervleugel. In vier gigantische aanvalscolonnes marcheerden zijn troepen voorwaarts.
De aanval was gericht op de zwakkere oostflank van de geallieerden. De aanval kwam dus recht op de brigade van Bylandt af. In tegenstelling tot wat Engelse historici beweren, zeggen ooggetuigenverslagen dat de brigade de Franse aanval zelfs enige tijd weerstaan heeft. Onder druk van de overmacht trokken ze zich terug achter de eerste Britse linie. Hier werden de ontplooide Franse colonnes tot staan gebracht door een tegenaanval van twee Britse infanteriebrigades van Pictons divisie, gesteund door de brigade van Bylandt en een andere Britse brigade.
Dit was voor Wellington het sein om zijn cavalerie een tegenaanval te laten uitvoeren (o.a. de Scots Greys). De twee Britse brigades zware cavalerie reden op de Fransen in, en de Fransen begonnen zich terug te trekken, wat uitmondde in een vlucht met de Britse cavalerie in de achtervolging. De Britse cavalerie werd overmoedig en wilde meteen ook maar de 'grande batterie' oprollen, maar die schoot terug. Ondertussen kwam er Franse cavalerie aangesneld en die sneed de Britten af van de rest van het geallieerde leger. Drie andere lichte geallieerde cavaleriebrigades, waaronder een Nederlandse, kwamen hen ontzetten. Resultaat was dat de geallieerde linie nog intact was, maar dat Wellington nog maar één grote formatie zware cavalerie over had: de Nederlandse brigade van Trip. Aan de Franse zijde zou het eerste legerkorps van d'Erlons echter een aantal uren nodig hebben om te reorganiseren.

Kaart van de slag

Aan het begin van de middag merkte Napoleon dat er nieuwe troepen arriveerden op zijn rechterflank. Eerst dacht hij dat het maarschalk Grouchy was, die hij met 32.000 man achter Blücher en het Pruisische leger, dat hij verslagen waande, had aangestuurd. Al snel besefte hij echter dat het de Pruisen waren. Hij zond zijn reserve, het VI korps en 2 cavaleriedivisies samen 15 000 man, richting de Pruisen. Hierdoor had Napoleon op de garde na geen enkele infanteriereserves meer.
Het plan van Napoleon was om de geallieerden met de cavalerie te bestormen, gevolgd door infanterie en artillerie om de geallieerden vervolgens te verdrijven. Maar maarschalk Ney, die de aanval zou moeten coördineren, liet de cavalerie te vroeg aanvallen, zodat er geen infanterie- en artilleriesteun beschikbaar was. Trompetten bliezen de aanval en dwars door de modder trachtten zijn vijfduizend ruiters in het centrum de glooiing van de Mont-Saint-Jean te bestormen. Mede door de slechte staat van de grond kwam het niet tot een charge in galop, en had de aanval nooit de vereiste impact. De geallieerde infanterie formeerde zich -zoals verwacht- in defensieve carrés, en werden onneembaar voor cavalerie zonder steun van infanterie en artillerie. De hoeve La Haye Sainte, die tussen Napoleon en het geallieerde leger in stond, was voor beide zijden van vitaal belang. Daar konden de infanterie en artillerie tegengehouden worden.
Ney bleef nieuwe troepen eisen, niet wetend dat Napoleon op zijn oostflank al door voorposten van de Pruisen werd aangevallen. De Franse reserve kon niet op tegen de Pruisische overmacht. Napoleon zette daarom zijn 10.000 man sterke jonge garde in. In felle straatgevechten in Plancenoit lukte het de Fransen nog steeds niet om de Pruisen terug te dringen. Hierdoor was Napoleon genoodzaakt om 2 bataljons oude garde in te zetten. Wonder boven wonder lukte het de oude garde het tij te keren en de Pruisen werden voorlopig teruggedrongen.
Ondertussen slaagde Ney erin, onder dekking van de cavalerie, met opgetrommelde infanterie de hoeve La Haye Sainte in te nemen. De KGL (King's German Legion) werd verdreven, de hoeve werd door de Fransen ingenomen. Ogenblikkelijk werden infanterie en artillerie-eenheden naar voren gebracht om de geallieerde carrés onder vuur te nemen en een doorbraak te forceren. De Prins van Oranje liet nog een tegenaanval ondernemen door enkele Hannoveraanse bataljons, die echter door Franse cavalerie werd afgeslagen (deze mislukte aanval droeg ook bij aan de negatieve berichtgeving over de Prins van Oranje en de Nederlandse troepen). De Fransen hadden nog alle kans om te winnen.

Napoleon probeerde met een laatste krachtsinspanning de zege zeker te stellen, en gaf bevel voor nóg een stormloop. Hij wist dat hij door zijn reserves heen was, en kwam hierdoor persoonlijk zijn garde afleveren. Om het moreel hoog te houden riep Napoleon: Grouchy, Grouchy is daar!, maar wetend dat het de Pruisen onder Blücher waren.
De geallieerde posities werden verdedigd door Engelsen, Hannoveranen en Brunswijkers. De Franse middengarde, hoewel in de minderheid, viel hen twee keer aan. De eerste keer ontstond er een gat in de geallieerde linie. Wellington raakte door zijn reserves heen, maar de frisse Nederlandse 3e divisie, geleid door Generaal David Hendrik Chassé, vulde het gat op. De eerste aanval van de Midden-Garde verzandde in een vuurgevecht waarna beide partijen zich terugtrokken; maar de tweede aanval verliep voor de Fransen rampzalig: met een aantal kartetssalvo's van de Nederlandse Rijdende artillerie werd een ware slachting aangericht onder de Fransen, de Engelsen ontvingen de middengarde met een salvo, en de divisie van Chassé overrompelde hen met een bajonetcharge. De terugtocht van de Franse garde eindigde in een wilde vlucht, die oversloeg op de rest van het Franse leger. Daarop beval Wellington de algehele opmars van het geallieerde leger.
Ondertussen waren ook de Pruisen weer doorgedrongen tot Plancenoit. Plancenoit werd verdedigd door ongeveer 20.000 Fransen van Lobaus VI korps; 2 cavaleriedivisies; de 8 bataljons van de Jonge Garde en 2 bataljons van de Oude Garde tegen ongeveer 30.000 Pruisen. De Fransen hielden de verdediging ongeveer een uur vol voordat ze er door een gigantische Pruisische tegenaanval en bloedige straatgevechten uit werden gedreven. De laatste eenheid die vluchtte was de Oude Garde die de kerk en het kerkhof verdedigde. De Franse verliezen waren verschrikkelijk. Bijvoorbeeld het 1e bataljon Tirailleurs van de Jonge Garde verloor die dag 92% van zijn mannen aan doden en gewonden.

De Oude Garde, de meest geharde soldaten van allemaal en nog altijd trouw aan Napoleon, dekte de aftocht van hun Keizer. In perfecte formaties wisten zij nog een aantal aanvallen van de geallieerden af te slaan alvorens zich al vechtend terug te trekken. Generaal Pierre Cambronne, uitgedaagd om zich over te geven, zou toen de historische woorden hebben gesproken: "Mijn garde sterft, maar geeft zich niet over!" (een andere variant is dat hij zich beperkte tot een kort maar krachtig antwoord: "Merde!" In werkelijkheid werd hij gevangengenomen door de Britse generaal Halkett. De laatste twee carrés van de Oude Garde vormden een levend schild voor Napoleon en zijn staf. Deze carrés waren het Eerste Regiment Grenadiers en het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Jagers, de beste soldaten in het Franse leger. Deze carrés wisten tezamen met de nog resterende Franse cavaleriebrigades alle aanvallen van de geallieerden af te slaan. Het laatste carré Jagers van de Keizerlijke Oude Garde dat de aftocht dekte, werd geleid door de Rotterdamse kolonel Jan Coenraad Duuring. In dit carré bevond zich een ruime tijd Napoleon alvorens hij zijn soldaten moest verlaten om naar Parijs te rijden (hij vreesde een opstand van de Parijzenaars).
De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies had achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt. De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega's over.
Het Franse leger verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens. Napoleon keerde terug naar Parijs, dat hij op 21 juni 1815 bereikte, maar hij werd niet meer als keizer erkend. Een paar weken wachtte hij werkloos op het landgoed Malmaison bij Parijs. Een poging om naar Amerika te vluchten werd verijdeld omdat de Engelsen alle havens hadden afgegrendeld. Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan in Engeland. Hij probeerde dat op diplomatieke wijze: Laat ik mij onderwerpen aan de edelmoedigste van mijn vijanden.
De tombes en de Leeuw van Waterloo

Napoleon kreeg asiel van de Britten, maar anders dan hij had verwacht. Hij werd als gevangene aan boord van het marineschip Northumberland vervoerd en na een tocht van 70 dagen afgezet op het afgelegen, verlaten Britse eiland Sint-Helena, in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Nog zes jaar bracht Napoleon daar door voordat hij op 5 mei 1821 stierf. In 1840 werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht, en bijgezet in de Dôme des Invalides.

De Slag bij Waterloo markeerde het einde van een reeks oorlogen die was begonnen met de door de Fransen gewonnen Slag bij Valmy (1793). Frankrijk had als sterkste Europese mogendheid afgedaan. Duitsland werd teruggegeven aan zijn vorsten, die minder talrijk waren dan aan het eind van de 18e eeuw, maar bij elkaar toch nog een confederatie vormden van 39 Duitse staten. Van Italië bleef het noordelijke deel onder Oostenrijks bestuur en de Bourbons keerden terug naar Napels. De Heilige Alliantie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland riep een Duitse federatie uit met onder andere als doel elke staat een liberale constitutie te bezorgen. In Frankrijk kwamen de Bourbons weer op de troon, maar wel met een handvest waarin de democratische rechten werden gegarandeerd. Het werk van het Congres van Wenen was goed voor 40 jaar Europese vrede. De Duitse en Italiaanse natiestaat zouden in de jaren zestig door middel van een oorlog bereikt worden.
Waterloo maakte de weg vrij voor het Britse Rijk, dat na anderhalve eeuw Franse hegemonie tot aan de Eerste Wereldoorlog, dus bijna een eeuw later, gestage uitbreiding en weinig ernstige tegenslagen zou kennen. Het Britse rijk zou het toppunt van zijn macht bereiken en de Britse vloot zou in de wereld de Pax Britannica bewaren.

Een deel van de Nederlandse troepen, met name de Indische brigade was eigenlijk voor de strijd op Java bestemd geweest maar zij konden nog voor de afvaart naar de Zuidelijke Nederlanden worden gestuurd. Na de val van Napoleon werden de veteranen van Waterloo naar Java gestuurd waar zij de Java-oorlog, zij het met veel moeite, konden winnen.
Terwijl de Britten en de Duitse deelnemers medailles kregen als herinnering werd het Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 pas in 1865 ingesteld. Pas tijdens de regering van Koningin Wilhelmina kregen de laatste, inmiddels hoogbejaarde, veteranen een pensioentje toegekend. De laatste Nederlandse veteraan stierf in 1896. Het kruis hangt tegenwoordig aan het vaandel van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.
In Nederland werd Waterloodag nog tot aan het einde van de eeuw als nationale feestdag gevierd. Men kreeg vrij van het werk en er werden, vooral in het Noorden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden optochten, concerten en feesten georganiseerd. In 1940 verdween de feestdag.

Veldtocht van Napoleon naar Rusland

De veldtocht naar het Russische Rijk onder leiding van Napoleon I van Frankrijk in 1812 vormde het omslagpunt van de napoleontische oorlogen. Het was een onderdeel van de Zesde Coalitieoorlog. De veldtocht van de Fransen en hun geallieerde invasietroepen verloren hierbij 98% van hun aanvankelijke sterkte. Zijn blijvende rol in het Russische nationale bewustzijn komt tot uitdrukking in Tolstojs boek Oorlog en vrede, en in de verwijzingen ernaar tijdens de Duitse invasie van 1941-1945.

Standbeeld van Koetozov. De Kazankathedraal en de Christus-Verlosserkerk werden gebouwd ter herdenking aan de oorlog

Tot 1941 stond de veldtocht in Rusland bekend als de Vaderlandse Oorlog (Russisch: Отечественная война; Otetsjestvennaja Vojna); de Russische term Vaderlandse Oorlog van 1812 onderscheidt het van de Grote Vaderlandse Oorlog, de term die de Sovjetautoriteiten gebruikten voor hun front in de Tweede Wereldoorlog. Soms wordt het in het Russisch ook wel aangeduid als de Oorlog van 1812, wat bij Engelstaligen soms verwarring oplevert omdat die term in het Engels meestal gebruikt wordt voor de Oorlog van 1812 tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Europa in 1812

Op 25 Juli 1807 werd de Vrede van Tilsit gesloten tussen het Franse keizerrijk, Pruisen en Rusland. De voorwaarden van deze vrede zorgden op een aantal punten voor onvrede aan beide kanten:
  • Ten eerste was een van de voorwaarden van de vrede dat Rusland zich nu ook moest houden aan het continentale stelsel, een tegen de Britten gerichte handelsoorlog. Dit leidde tot klachten van de Russische handel en nijverheid omdat ze in de Britten een belangrijke handelspartner verloren. Omdat de Russische economie schade opliep stelde tsaar Alexander I voor enkele versoepelingen van het continentale stelsel in te voeren. Napoleon wilde daar niets van weten. Alexander besloot daarop het contact met de Britten toch te herstellen.
  • Ten tweede was een onderdeel van de Vrede van Tilsit dat het Groothertogdom Warschau werd gecreëerd. De Russen zagen dit als een eerste teken van het herstel van Polen. Daar zaten ze niet op te wachten omdat ze een groot machtsblok aan de grens van Rusland als ongewenst zagen. Het beeld van het herstel van Polen werd nog eens versterkt toen in 1809 het Groothertogdom Warschau werd aangevuld met een stuk van Oostenrijk.
  • Ten derde beloofde Napoleon de Donauvorstendommen aan Alexander te geven. Deze waren echter niet in het bezit van Napoleon, en vanwege de oorlogen met Oostenrijk en Spanje had Napoleon geen leger over om deze vorstendommen te veroveren. Alexander begreep dat hij de vorstendommen niet zou krijgen van Napoleon en besloot ze zelf te veroveren; hier was hij allerminst blij mee omdat Alexander net een vrede had gesloten met het Ottomaanse Rijk.
Dit alles zorgde voor een bekoeling van het verbond tussen Frankrijk en Rusland. Van 1810 tot 1812 was het verbond niet meer dan een bedrieglijke sluier, die een verborgen vijandschap bedekte. Napoleon gebruikte de Russische houding mede als voorwendsel voor zijn werkelijke plan; de verovering van heel Europa. In 1812 maakten Frankrijk en Rusland zich dan ook klaar voor de oorlog.
                           Eugène de Beauharnais                       Jacques MacDonald 
 
Op 24 juni 1812 trok het Grande Armée bestaande uit 691.500 man, het grootste leger tot dan toe in de Europese geschiedenis, de rivier Memel (of Niemen of Nemunas) over in de richting van Moskou. De Grande Armée was als volgt ingedeeld:
Daarnaast waren 80.000 man van de Nationale Garde opgeroepen voor volledige militaire dienst voor het verdedigen van de keizerlijke grens van het Hertogdom Warschau. Gezamenlijk bestonden de Franse keizerlijke legers aan de Russische grens en in Rusland uit ongeveer 771.500 man. Deze enorme inzet van mankracht zorgde voor een zware belasting van het Franse Rijk, zeker omdat daarnaast ook nog 300.000 Franse troepen betrokken waren bij de strijd op het Iberisch Schiereiland en meer dan 200.000 in Duitsland en Italië.
Het merendeel van het leger werd gevormd door 250.000 Fransen (50% cavalerie en 35% infanterie). Naast het gedetacheerde leger van het Oostenrijkse korps onder Schwarzenberg waren er 95.000 Polen, 90.000 Duitsers (24.000 Beieren, 20.000 Saksen, 20.000 man uit Pruisen, 17.000 man uit Westfalen en enkele duizenden van kleinere Rijnlandstaten), 25.000 Italianen, 12.000 Zwitsers, 4800 Spanjaarden, 3500 Kroaten en 2000 Portugezen. Kortom: elke natie binnen Napoleons Rijk was vertegenwoordigd.
Volgens de modernste schattingen was het Russische Leger aanvankelijk kleiner in aantal dan de Fransen. Ongeveer 280.000 Russische troepen waren verspreid langs de Poolse grens opgesteld, in voorbereiding op de geplande invasie van de Franse satellietstaat Hertogdom Warschau door tsaar Alexander I. De Russische legers bestonden in totaal uit ongeveer 500.000 man; De schattingen lopen uiteen van 350.000 tot 710.000, al zou een aantal van ongeveer 400.000 mogelijk waarschijnlijker zijn. Deze troepen waren verdeeld over drie hoofdlegers:

                                     Barcley de Tolly                        Pjotr Bagration
    
  • Het Eerste Leger van het Westen onder commando van generaal Barclay de Tolly met ongeveer 159.800 man;
  • Het Tweede Leger van het Westen onder commando van generaal Bagration met 62.000 man;
  • Het Derde Leger van het Westen onder commando van generaal Tormasov met ongeveer 58.200 man.
Twee reserve-eenheden; een met 65.000 en een met 47.000 man ondersteunden deze drie frontlegers. Volgens deze cijfers zouden de Russische legers die bij aanvang van de oorlog tegenover Napoleon's legers kwamen te staan ongeveer 392.000 man omvatten. Daarnaast was er vrede gesloten door de regering in Sint-Petersburg met Zweden (Finse Oorlog; Vrede van Fredrikshamn) en het Ottomaanse Rijk (Zevende Russisch-Turkse Oorlog; Vrede van Boekarest) waardoor nog eens 100.000 man troepen vrijkwamen. Hierop werd ingezet op vergroting van de Russische legers en tegen september was de troepensterkte gestegen naar 900.000 man, exclusief de onregelmatige kozakkeneenheden, die waarschijnlijk nog eens 70.000 tot 80.000 toevoegden aan het totaal.

De Slag bij Borodino was de bloedigste dag uit de veldtocht
De veldtocht begon op 23 juni 1812. Napoleon had kort tevoren een laatste bod voor vrede gestuurd naar Sint-Petersburg. Hij kreeg echter nooit antwoord en dus gaf hij bevel om Russisch Polen binnen te trekken. Hij verklaarde: "Over twee maanden vraagt Rusland mij om vrede" ('Avant deux mois, la Russie me demandera la paix'). Dat bleek echter een misvatting.
Hij ontmoette aanvankelijk weinig weerstand en trok snel het vijandelijk gebied binnen. De Russische opperbevelhebber Barclay weigerde om te vechten ondanks het aandringen van Bagration. Verschillende malen probeerde hij een sterke defensieve positie op te zetten, maar elke keer bleek het oprukkende Franse leger te snel voor hem om zijn voorbereidingen te voltooien, waardoor hij steeds weer gedwongen was om zich terug te trekken. Dit wordt vaak een voorbeeld genoemd van de tactiek van de verschroeide aarde. Hierbij werden alle voorraden weggehaald en zelfs de waterputten vergiftigd, waardoor er in het Franse leger allerlei besmettelijke ziekten uitbraken. Napoleon werd door deze tactiek gedwongen om het gebied steeds verder binnen te gaan met gebrek aan voorraden en vele schermutselingen. Op 15 augustus, Napoleons verjaardag, trokken zijn troepen de rivier de Dnjepr over.
De politieke druk op Barclay om de strijd aan te gaan en zijn hardnekkige weigering, die door het volk als onvergeeflijk werd beschouwd, leidde tot zijn ontslag van de positie van opperbevelhebber en hij werd daarop vervangen door de opschepperige, maar populaire generaal Michail Koetoezov. Ondanks zijn retoriek dat hij het anders zou doen, bleef hij in wezen precies dezelfde weg volgen als Barclay had gedaan, omdat hij meteen wel zag dat een directe confrontatie met de Fransen in het open veld zou leiden tot het onnodig opofferen van zijn legers. Hij wist uiteindelijk, na de onbesliste Slag bij Smolensk van 16 tot 18 augustus, een defensieve positie te creëren bij Borodino.

De Slag bij Borodino op 7 september was de bloedigste strijddag in de napoleontische oorlogen. Het Russische leger kon slechts de helft van haar troepen mobiliseren op 8 september en werd gedwongen om zich terug te trekken, waarbij de weg naar Moskou openviel. Koetoezov gaf daarop opdracht om de stad te evacueren.
Op dat punt waren de Russen erin geslaagd om grote aantallen versterkingen aan het leger toe te voegen, waardoor het totale aantal van de landtroepen in 1812 op hun hoogtepunt kwam met 904.000 man. Hierbij moeten misschien nog eens 100.000 uit de nabije omgeving van Moskou worden opgeteld, die bestonden uit de verspreide troepen van Koetoezov na de slag bij Borodino, die zich toen aan het hergroeperen waren.

Napoleon in Moskou

Napoleon trok daarop met zijn legers na een tocht van 82 dagen over 800 kilometer op 14 september een lege stad binnen die ontdaan was van al haar voorraden op bevel van haar gouverneur Fjodor Rostoptsjin. Hij had toen al meer dan de helft van zijn leger verloren, zonder dat hij de Russen een beslissende slag had kunnen toebrengen. Napoleon had vertrouwd op de klassieke regels van oorlogvoering, waarbij hij had gehoopt dat na de verovering van de "tweede hoofdstad" (Sint-Petersburg was op dat moment de hoofdstad) tsaar Alexander I zijn capitulatie zou aanbieden op de Poklonnajaheuvel, maar het Russische opperbevel gaf zich niet over. In plaats daarvan braken er branden uit in Moskou, die bleven branden in de stad van 14 tot 18 september (2 tot 6 september op de juliaanse kalender). Moskou bestond voor vijf zesde uit houten gebouwen, die bijna allemaal in vlammen opgingen, waardoor de Fransen geen beschutting meer hadden. Aangenomen wordt dat de branden werden aangestoken door Russische saboteurs in opdracht van militaire gouverneur Fjodor Rostoptsjin. Daarbij had deze ook bevel gegeven om alle bluspompen samen met de mannen die ze moesten bedienen te evacueren. Door de langdurige branden ging alles wat de Fransen van nut kon zijn zoals de voedselvoorraden, graanschuren, pakhuizen met textiel en leer in de vlammen op.
Napoleon zou later verklaren dat als hij veertien dagen later uit Moskou was vertrokken, hij Koetoezovs leger, dat bij Taroetino was gelegerd, had kunnen vernietigen. Hoewel dit de verdediging van Rusland niet weerloos zou hebben gemaakt, zou hij daarmee het land wel hebben ontdaan van het enige leger dat in staat was om de Fransen te treffen in de strijd.

Napoleon's terugtrekking uit Moskou

Vanwege het gebrek aan voedselvoorraden en een dreigende Russische aanval, vertrok Napoleon uiteindelijk op 20 oktober zonder een capitulatieverklaring of een antwoord op zijn vredesvoorstel aan tsaar Alexander I, uit de stad en begon aan de lange weg terug. Gedurende het vijf weken durende verblijf in Moskou verloren de Fransen 15.500 man. De rancuneuze Napoleon gaf echter, voor het verlaten van de stad, nog opdracht om het Kremlin, de oude citadel die dateert van de stichting van de tsarenmonarchie der Romanovs, en alle nog intact zijnde openbare gebouwen te vernietigen. Vele ontstekers lieten het echter afweten en al was de schade groot, het Kremlin werd niet echt vernietigd.
Het bedreigende leger van Koetoezov en de Kozakkenaanvallen dwong de resten van de Grande Armée dezelfde route te nemen over Smolensk, Korytnia, Nov, Krasny, Ladi, Orsja, door verlaten en verwoeste steden en dorpen heen, als op de heenweg. Koetoezov zette opnieuw partizanentactieken in, waarbij constant steekaanvallen werden gedaan op de Franse troepenlijn waar deze het zwakst was. De lichte Russische cavalerie, waaronder bereden kozakken, vielen geïsoleerde Franse eenheden aan en verspreidden die. Bij deze terugtocht na het verlaten van Smolensk vernam Napoleon dat de Russische bevelhebber Malojaroslavets hem bij Krasny de pas zou afsnijden. Om zich te wapenen tegen een eventuele gevangenschap verzocht Napoleon dokter Yvan hem een dosis vergif te bereiden dat hij voortaan in een zwart zijden zakje om zijn nek droeg.
De bevoorrading van het leger werd onmogelijk: door het gebrek aan gras raakten de overgebleven paarden van het leger verzwakt, waarbij ze bijna allemaal stierven of werden gedood door hongerige soldaten. Omdat de paarden verdwenen, hield de Franse cavalerie ook op te bestaan, waardoor cavaleriesoldaten gedwongen werden om in hun ongemakkelijke kaplaarzen verder te lopen. Daarnaast betekende het ontbreken van paarden dat kanonnen en wagens moesten worden achtergelaten, waardoor het leger zonder artillerie en bevoorradingskonvooien kwam te zitten. Hoewel het Franse leger na de veldtocht in 1813 al vrij snel het gebrek aan artillerie wist aan te vullen, vormde de achterlating van de bevoorradingswagens een enorm probleem voor het verdere verloop van de oorlog, aangezien duizenden van de beste militaire wagens werden achtergelaten in Rusland. De honger dreef de soldaten er verder toe om alles te eten wat maar voorhanden was, paarden en zelfs honden en katten. Toen de honger en ziektes hun tol begonnen te eisen en de koude herfstregens overgingen in de ijskoude winter waarbij bevriezing nog meer levens eiste, vloog ook het aantal soldaten dat deserteerde omhoog. De meesten van deze gedeserteerden werden echter ofwel gevangengenomen of direct geëxecuteerd door Russische boeren. Het Russische woord sjaromyzjnik (Russisch: шаромыжник; "bedelaar", "bedrieger") komt van het Franse 'cher ami' ("beste vriend"), aangezien de soldaten de lokale bevolking om hulp smeekten tijdens de extreem koude winter. De alomtegenwoordige kozakken die de slinkende Grande Armée als hyena's beslopen, grepen de achterblijvers en de gewonden, beroofden hen van de uit Moskou geroofde buit. Toen de koude intenser werd, schiepen de kozakken er een genoegen in om deze ongelukkigen tot op de blote huid uit te kleden en hen naakt achter te laten in de besneeuwde wildernis.

Prianishnikov 1812
De Slag aan de Berezina zorgde voor een nieuwe nederlaag, doordat Koetoezov, die had besloten dat de tijd rijp was voor een open veldslag, het gedeelte van het Franse leger aanviel en vernietigde dat nog niet de brug over de Berezina was overgetrokken. Napoleon en zijn directe entourage (de Keizerlijke Garde, zijn secretariaat, de schatkist en zijn uit Moskou geroofde privé-buit) wist evenwel samen met het meest weerbare deel van zijn leger te ontsnappen naar Vilnius via een door Nederlandse pontonniers onder bevel van George Diederich Benthien te Stoedzjenka gebouwde noodbrug over de Berezina deels door een list (generaal Tsjitsjagov werd door desinformatie naar het zuiden gestuurd), deels door incompetentie van ruziënde Russische generaals (Wittgenstein wilde zich niet onder het bevel van Tsjitsjagov plaatsen en negeerde de bevelen van Koetoezov).

Begin december 1812 vernam Napoleon dat generaal Claude de Malet gepoogd had om een staatsgreep te plegen in Frankrijk. Hij verliet daarop het leger in een arrenslee om terug te keren naar huis en liet het bevel over het leger over aan maarschalk Joachim Murat met het bevel Vilnius niet uit handen te geven. Door zijn vroegtijdig vertrek zette hij echter kwaad bloed, omdat hij hiermee zijn leger in de steek liet. Murat deserteerde vervolgens later om zijn Koninkrijk Napels te verdedigen, waarbij hij het bevel over het leger liet aan Napoleon's voormalige stiefzoon Eugene de Beauharnais.
In de daaropvolgende weken verminderde de Grande Armée, dat de oversteek van de Berezina overleefd had, sterk in aantal door ondervoeding en de extreme koude. Men ging zich zelfs te buiten aan kannibalisme. Het sterk uitgedunde leger sjokte bij een temperatuur van -37,5 graden Celsius verder tot zij op 7 december in een van oorlogsgeweld gespaard Vilnius aankwamen, daarna verder in westelijke richting tot een spookleger in het Oost-Pruisische Koningsbergen aankwamen, waar Franse reserve-eenheden gestationeerd waren. Twee dagen eerder vertrok Napoleon richting Parijs waar hij op 18 december arriveerde. De keizer vond dat nu zijn aanwezigheid in Parijs geboden was, in het belang van Frankrijk, het keizerrijk en het leger zelf. In een communiqué in het Franse staatsblad "Le Moniteur" kondigde Napoleon zijn terugkomst aan met de woorden: "De Keizer is op weg naar Parijs en heeft zich nooit beter gevoeld". Deze boodschap had hij al op 3 december in Molodetsjno opgeschreven in het 29e Bulletin van de veldtocht met de toevoeging dat deze pas op 16 december mocht kenbaar gemaakt worden. Hij liet hier wel niet na de omvang van zijn nederlaag te vermelden.
Slechts ongeveer 18.000 tot 22.000 man van Napoleons leger overleefde de veldtocht. De Russen verloren tijdens de weinige gevechten in het open veld ongeveer hetzelfde aantal soldaten, maar de verliezen onder de burgerbevolkingen langs het verwoeste oorlogspad lagen nog veel hoger. In totaal kwamen ongeveer 1 miljoen mensen om het leven, ongeveer gelijk verdeeld tussen de Fransen en de Russen. De militaire verliezen bedroegen: 300.000 Fransen, 70.000 Polen, 50.000 Italianen, 80.000 Duitsers en mogelijk 450.000 Russen. De Fransen verloren daarnaast ongeveer 200.000 paarden en meer dan 1.000 artilleriestukken. Toen de eerste Russische kozakken het Duitse grondgebied binnentrokken, liepen de Pruisen en verscheidene andere Duitse staten massaal over naar de Russen, wat leidde tot de Zesde Coalitie.
De Sint Annakerk in Vilnius, waar Napoleon zo van gecharmeerd was, dat hij het wel mee had willen nemen

Historische betekenis

De Russische overwinning op het Franse leger in 1812 vormde een zware slag voor Napoleons ambities om heel Europa te besturen. Net als het aanzienlijke verlies van de Franse marinekracht bij de Zeeslag bij Trafalgar in 1805, was de veldtocht naar Rusland een beslissend keerpunt in de napoleontische oorlogen die uiteindelijk leidde tot Napoleons nederlaag en verbanning naar het eiland Elba. Voor Rusland werd de term Vaderlandse Oorlog (of Pattriotistische Oorlog) een symbool voor een versterkte nationale identiteit, die een groot effect zou hebben op het Russische patriottisme in de 19e eeuw. Het indirecte resultaat van de patriottistische opleving onder de Russen was een sterk verlangen naar de modernisering van het land, dat uiteindelijk zou leiden tot een serie van revoluties, startend met de Decembristenopstand en eindigend met de Februarirevolutie in 1917.
Napoleon was niet volledig verslagen in Rusland. In het jaar daarop zou hij een leger van ongeveer 400.000 Franse troepen weten te verzamelen, gesteund door een kwart miljoen geallieerde Franse troepen om te strijden om de heerschappij over Duitsland in een nog grotere campagne. Pas bij de beslissende Slag bij Leipzig (ook wel Volkerenslag genoemd), van 16 tot 19 oktober 1813, werd hij definitief verslagen. Maar daarna voerde hij zelfs opnieuw een campagne in Frankrijk in 1814 tot hij uiteindelijk totaal verslagen werd bij de Slag om Parijs. De veldtocht naar Rusland had echter duidelijk gemaakt dat Napoleon niet onkwetsbaar was. Duitse nationalisten, aangevoerd door Pruisische nationalisten en Russische leiders, roken hun kans en kwamen in opstand door de hele Confederatie van de Rijn en Pruisen. De beslissende Duitse campagne zou waarschijnlijk niet zijn ontstaan zonder de duidelijke boodschap die vanuit Rusland naar het gebied kwam.
De Russische overwinning verstevigde de politieke macht (bij het Congres van Wenen) en de militaire slagkracht (Krimoorlog tegen de Turken en de dreigende greep om het Middellandse Zeegebied met de steeds aanwezige drang naar warme en open wateren) van de volgende tsaren in de daaropvolgende decennia. In de tweede helft van de 19e eeuw bloeide Rusland cultuur op met hoogtepunten in de muziekcultuur (het Machtige Hoopje met Mili Balakirev, Alexander Borodin, César Cui, Modest Moessorgski en Nikolaj Rimski-Korsakov) en de zogenoemde Gouden Eeuw van de Russische literatuur met Lermontov, Gogol, Toergenjev, Tjoettsjev, Dostojevski, Tolstoj, Tsjechov en Poesjkin.